Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Josua nu was bekleed [15]met vuile klederen, als hij voor het aangezicht [16]des Engels stond. 15. Dat is, met bezoedelde, onreine, bevlekte klederen, waarmede zijne zonden en onreinheden worden aangewezen, gelijk blijkt uit vs.4. 16. Te weten, van den Engel, van wien in vs.1 gesproken is, die de Heere Christus was.